lang onder in het leven van de gewone Romeinen in het jaar 137 na Christus, met het Romeinse rijk op het hoogtepunt van zijn macht.
leven niet om de glorie van het rijk, maar om het opbrengen van de huur, het omgaan met lastige familieleden en de dagelijkse problemen thuis en op het werk.
zoeken.’
Dankzij de verschillende invalshoeken die gekozen zijn – die van onder meer een bakker, een moeder, een slavin, een gladiator, een senator, een steenhouwer, een klokkenmaker, een scholier, een kok, een Vestaalse maag en een prostituee
Ze zijn overtuigd van hun eigen superioriteit en doordrenkt van het gevoel dat zij, die zich in het centrum van het universum bevinden, er het beste van moeten